Ga naar homepage Koninklijk NVVH-Vrouwennetwerk
  • AFDELING BREDA
Breda
Verslagen
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING DOOR HANS DE VAAN  dd. 9 oktober 2024
Onderwerp: het oude rioolstelsel en de erfgenamen ofwel de darmen van Breda.
 
Onze gastspreker Hans de Haan is werkzaam geweest bij de gemeente Breda dienst Openbare Werken als civiel en bouwtechnisch ingenieur en is o.a. oprichter geweest van het Gemeentelijk Rioolbedrijf en zuiveringsinstallatie Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
 
Deze lezing gaat over de lozing en verwerking van onze menselijke behoeften. Er zijn talloze spreekwoorden gemaakt over dit onderwerp die Hans ook overvloedig met ons deelde wat tot hilariteit maar ook tot herkenbaarheid leidde in de zaal.
 
Breda is ontstaan als een nederzetting rond 1200 en in deze nederzetting waren talloze beekjes en kreken waaronder er nog een aantal bestaan weliswaar in een andere vorm. Zoals de Molenly, Gampel, Oude Vest, Donck, Rule, Vlaszak, Cruykvaart en nog vele anderen.
In de nederzetting Breda waren er geen toiletten en deden de bewoners hun behoeften op straat in de goten, in hun hof of weiland [ze gingen een roos plukken], of via emmers/houten tonnen [koude kak]die geleegd werden in de singels het zgn. “plonsgemack”.
De singels waren de eerste open riolen en waren/vormden de oorzaak van allerlei besmettelijke ziekten. Ook doordat ratten en ongedierte leefden in deze open riolen, het land opliepen en in aanraking kwamen met mensen.
Ook werden kadavers en slachtafval in de singels gegooid [de plomp in, de kolere/klere krijgen, je eigen straatje schoonvegen].
 
Men ging op een gegeven moment inzien dat de menselijke uitwerpselen ook gebruikt konden worden als mest op het land. Hiertoe werden het zgn. beertonnenstelsel bedacht. 
 
Strontkarren kwamen op gezette tijden de tonnen met poep en pies bij de mensen thuis ophalen, deze karren werden geleegd in mestschuiten, verwerkt en verkocht als mest voor de landbouw.
Het betere milieu, kloosters en mensen aan het hof gingen later over tot de aanschaf van de zgn. kakstoelen. Ook kwamen er voor de rijkelui poepdozen in o.a. hun badkamers [warme kak, ik ga toilet maken, ik ga mijn neus poederen]
 
Toiletpapier bestond in die tijd nog niet en dus veegden mensen hun billen af met papieren uit boeken, kranten, bosjes gras etc. Dit afvegen moest wel gebeuren met de linker hand want met de rechterhand gaven ze een hand.
[ze poepten een drol, onderbroekenlol, de sigaar = een drol leggen].
In een later stadium werden er voor het gewone arme volk de zgn. eenvoudige schijthuizen, privaten en latrines gebouwd die niet echt hygiënisch waren, vreselijk konden stinken en door meerdere gezinnen werden gebruikt [een poepje laten ruiken]
 
In 1596 ontwerpt een Engelsman het 1e toilet met een waterspoeling.
Rond 1850 kwamen de afvoersystemen en werden in de huizen van de rijke mensen gebouwd, m.n. in de badkamers werd bij hen een wc met waterdoorspoeling geplaatst.
Voor de arme mensen kwamen er de ijzeren urinoirs zgn. plaskrullen. Ze stonden o.a. bij de Haven, bij van Baarle van Riel en in het Valkenberg. Deze urinoirs belette nieuwsgierige blikken en potloodventers het zicht op wat er in de krullen gebeurde en daardoor werd ook onzedelijk gedrag voorkomen en stankoverlast.
In de Middeleeuwen heersten allerlei epidemieën m.n. de pest en cholera veroorzaakt door sterk verontreinigd drinkwater waardoor veel mensen stierven. In Breda stierven tussen 1849-1873 ca. 490 inwoners aan deze ziekten = 65% van de bevolking.
 
In 1861 geeft het gemeentebestuur van Breda een commissie de opdracht om een plan op te stellen voor een centraal rioolstelsel. 
In deze commissie zit ook Toon Cuypers stadsarchitect van Breda ofwel genoemd “de vader van het oude vestriool”
Cuypers is ook de architect van o.a. de Vishal aan de Haven, poortgebouw van het Stadserf, HBS aan het Kasteelplein.
In 1863 wordt er begonnen met overwelving van het Oude Vestriool, daarna worden er vele kreken achter de woningen gedempt of overwelfd en verdwijnen de ziekmakende kreken/beken uit het stadsbeeld.
In 1907 wordt de dienst Openbare Werken opgericht: het latere Dienst Stadsbeheer.
 
Tussen 2014-2018 vindt er een renovatie plaats van het Oude Vestriool met 60.000 nieuwe bakstenen. Ook zijn er 50 openingen geplaatst met een putdeksel voor de beluchting. Dit riool is toegankelijk voor publiek en zit bij de voetgangersoversteek Karnemelkstraat – Ginnekenstraat en het is te bereiken via een trap.
1x per jaar wordt er een ondergrondse verkenningstocht door het Oude Vestriool georganiseerd, dit riool is ongeveer 
1 km lang en is ook bevaarbaar door platboten.
 
Ons afvalwater uit toiletten, badkamers, keukens, maar ook regenwater gaat via de riolen naar zuiveringsbedrijf Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
In 1954 komen er pompgemalen in de singels om het water te zuiveren, ze staan er nu nog bij Bossche Brug, Piet Heynlaan en Emerweg, na verdere zuivering in Nieuw veer gaat het vervolgens naar het Hollands Diep. 
Doordat er meerdere keren per jaar overvloedige regen valt en de riolen en singels het niet aankunnen komen er bergbezinkingsbassins o.a. langs de Mark, Ulvenhoutselaan, onder de Poolse Kapel en Hertog Janlaan.
 
In de bassins wordt het overvloedige water opgeslagen en later doorgepompt naar Nieuw Veer.
In 1962 werd er gestart met de bouw van het RWZI = Riool Water Zuiverings Installatie en in 1972 in gebruik genomen. Tot die tijd was Breda verantwoordelijk voor het waterbeheer/afvoer.
In 1974 werd Hoogheemraadschap West Brabant opgericht die dit waterbeheer overnam van de gemeente, later werd de naam veranderd in wat het nu is Brabantse Delta.
 
Het was een leerzame en inspirerende middag en goed om te weten is dat alles wat wij door de leidingen in onze huizen wegspoelen wordt gezuiverd en weer terug wordt gegeven aan de natuur [Hollands Diep].
Maar ook leuk om te weten is hoe ons rioolstelsel tot stand is gekomen.
Aardig detail en toepasselijk voor deze lezing is het boek:
'De Poepdokters-gezond van mond naar kont” van Nienke Grottenbos.
Wilma 
 
 
 
 
VERSLAG VAN DE EXCURSIE DD. 25 SEPTEMBER 2024 
naar Dussen en Hilvarenbeek
 
Om 9.00 uur stonden we bij  de bowling te wachten op de bus van Verhoeven, die na ongeveer 7 minuten kwam aanrijden met een vriendelijke dame achter het stuur. Ze had in de file gestaan. Snel de rollators in de bus en door naar de Poelewei. Daar stonden nog eens bijna 40 wachtenden. Het was gelukkig niet erg dat we wat later waren deze keer want we hoefden maar tot Dussen te rijden naar de klompenmakerij. 
Daar kregen we koffie met een plak cake en zaten in een ruimte waar we werden omringd door  klompen. Het was er een drukte van belang want er was nog een groep die ook van koffie werd voorzien.
 
Na enige tijd kwam de Hank-O-Motief voorrijden en kregen we een rondrit door de omgeving. Aanvankelijk reden we vooral door de velden rond het dorp en zagen we heel veel ruimte, gebouwen  en molens in de verte. Soms verstopt achter heggen en boerderijen. Wel kregen we uitleg hoe dit gebied door watersnood in twee delen was gesplitst. De rechterkant bleef gespaard terwijl de linkerkant helemaal  onder water kwam te staan. 
 
De trein werd getrokken door een locomotief die vroeger werd gebruikt om vliegtuigen mee te verslepen en kon de 21 meter lange trein (drie 
volle wagens) gemakkelijk trekken. 
 
Na verloop van tijd kwamen er wat leuke verhalen:
- de huisarts van Dussen wilde alles zelf doen voor zijn patiënten  en stuurde nooit iemand door
  naar het ziekenhuis.
- de kasteelvrouw die een poos alleen op het kasteel woonde, was  's avonds bang om alleen te
  zijn en zij koos daarom 7 sterke  mannen uit  het dorp die elk een nacht bij haar moesten
  blijven.
- Op een boerderij stond de volgende tekst: wie buiten woont krijgt het werk nooit a… 
Al met al was het een leuk ritje en terug  bij de klompenmakerij wachtte ons een lunch waar we van hebben genoten.
 
Na de lunch gingen we met de bus naar Hilvarenbeek waar we  
“museum de dorpsdokter” hebben bezocht.
Ook  hier stond er weer koffie/thee voor ons klaar. Nadat er genoeg stoelen waren neer gezet werd er met een rode vlag gezwaaid. Een teken dat we moesten plaatsnemen en uitleg kregen over het museum. 
Vroeger werd er op een boerderij waar de dokter werd verwacht een rode vlag uitgestoken, omdat het vroeg donker werd en de boerderijen verspreid lagen, kon de dokter daar aan zien waar hij moest zijn.
 
Het museum is onderverdeeld in verschillende afdelingen. Zo heb je naast  de dorpsdokter ook de wijkzuster, de tandarts, de apotheker, de fysiotherapeut en ook nog de vroedvrouw, de drogist en EHBO.  
Buiten is nog een kruidentuin te bezichtigen.
Het verhaal dat we hoorden zat vol bijzondere gebeurtenissen.
Naast de dorpsdokter die achter zijn bureau zat, stond een skelet opgesteld een bekende dorpsbewoner, Piet.  Hij had destijds veel pijn, maar geen geld om de dokter te betalen. Daarom bood hij zijn lichaam aan als tegenprestatie, zodat de dokter na zijn dood, er onderzoek op kon doen. Daar is dokter Bloemen op in gegaan en toen  kon Piet worden behandeld.         
Dit zou in deze tijd niet meer kunnen en -naar mijn mening- getuigt het van weinig respect dat er met dit skelet ook nog van alles is gebeurd, zoals ons is verteld. Het werd gebruikt voor grapjes en misschien met carnaval.
 
Vervolgens kregen we uitleg over de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. De Medische wetenschap begon in Griekenland, Hippocrates. Met de eed van Hippocrates verplichten artsen zichzelf zich aan bepaalde beroepsregels te houden. 
En ook werd verteld hoe de medische wetenschap zich hier in Nederland ontwikkelde. Vroeger werd er gewerkt met aderlaten, dat deed de chirurgijn. Hij maakte een snee in een bloedvat en bloed stroomde tot de patiënt zich beter voelde. Je had ook de Piskijker, daarvoor moest men in  een zogenaamd pisglas plassen. Door de geur, kleur en, -ja dat gebeurde-, de smaak wist men de ziekte vast te stellen.
Vroeger mocht er niet in een mens worden gesneden, toen dat later werd toegestaan kon men veel meer onderzoek doen, zeker nadat Anthonie van Leeuwenhoek de  microscoop had uitgevonden. Operaties werden  onverdoofd gedaan totdat de ether werd ontdekt.
Toen kon men patiënten verdoven. 
 
Voordat  de ziektekostenverzekering werd ingevoerd moest altijd contant worden betaald bij de huisdokter. Niet iedereen kon dat betalen, zoals Piet, die daarom zijn lichaam aan bood.
 
Helaas lijkt het in onze tijd weer die kant op te gaan, mensen met minder inkomen kunnen ook nu niet voldoende betalen en gaan daardoor minder snel naar de huisarts, of hulp vragen die nodig is.
 
Tenslotte kregen we nog  uitleg over voorbehoedsmiddelen in het verleden. Van schapendarm werden “condooms” gemaakt, en later kwam de pil.
 
Een anekdote: in de katholieke kerk was het gebruik van de pil streng verboden. Toch werden de pillen verpakt door zusters Augustinessen in Ravenstein, maar ze wisten dat zelf niet.
 
Na de informatie hebben we nog ruim tijd gehad om het hele museum te bekijken en daarvan is druk gebruik gemaakt.
Het was een leuke en informatieve dag.
 
Hélène 
 
 

VERSLAG VAN DE PRESENTATIE DOOR WIM DANIËLS dd.: 11 september jl.

Onze 1e gast na de zomerstop was gelijk een bijzondere, een man bekend van radio en t.v. en van de vele boeken die hij geschreven heeft : WIM DANIËLS. Al vanaf het eerste moment was duidelijk dat hij ons een gezellige middag zou gaan bezorgen.

Voortvarend en met behulp van divers beeldmateriaal nam hij ons mee in de

geschiedenis van het ontstaan van ‘het dorp’ en na de pauze vertelde hij over de geschiedenis van ‘met/op vakantie gaan’.

Hij startte met zich te introduceren; hij werd geboren in 1954 in Aarle-Rixtel als jongste kind uit een gezin van 6 waarvan er 2 jong overleden. Eigenlijk nam hij de plaats in van zijn broertje dat in 1945 geboren was maar na 2 jaar overleed. Ook Wim kreeg dezelfde naam als zijn overleden broertje (Wimke). Vroeger was het niet ongebruikelijk om de naam van een overleden kind nogmaals te geven aan een volgend kind. Het gezin had niet veel te makken. Boeken werden er niet gelezen; hij heeft pas goed de taal geleerd op de middelbare school. Op de vraag ‘wat is een dorp ofwel wanneer wordt een plaats een dorp genoemd’ kregen we het eenvoudige antwoord dat een plaats een dorp wordt genoemd als de inwoners er op die manier over spreken.

Als voorbeeld gaf hij de plaats Oisterwijk dat officieel een stad is maar in de volksmond een dorp wordt genoemd. Stadsrechten zijn in 1851 afgeschaft. Het kleine Bronkhorst heeft stadsrechten maar heeft de grootte van een dorp, dus wordt het als dorp betiteld. Wat is nog meer bepalend voor een dorp? De dorpskerk, de dorpspastoor, de dorpsdokter, de dorpsgek, de dorpsfiguren en de dorpscafés. Maar ook de dorpsschool, de dorpsdrama’s (Volendam) en ook de dorpsboom die altijd een lindeboom is.

Dat er veel veranderd is lijdt geen twijfel. Iedereen die op een dorp woont zal dat beamen. De gemoedelijkheid is verdwenen om samen dingen voor mekaar te krijgen. Hij kwam zelf met het mooie voorbeeld van Drika en Janske, zussen die een heel leven met elkaar optrokken en bij elkaar begraven wilden worden, hoewel Drika ooit getrouwd was. Ze wilde echter vooral niet bij haar man begraven worden want tijdens hun huwelijk was hij ook niet trouw geweest.

Ze hebben Wim laten beloven dat ze bij elkaar begraven zouden worden. Echter, de ene overleed  veel eerder dan de ander en het graf bleek niet diep genoeg te liggen om de laatst overledene erbij te leggen.

Wim heeft toen – na toestemming van toenmalig Commissaris van de Koningin Frank Houben – het graf met behulp van een broer en een buurjongen eigenhandig dieper ingegraven zodat ze (Drika en Janske) alsnog samen begraven zijn.

Hij toonde een foto van een dorpscafé uit zijn geboorteplaats Aarle Rixtel dat niet alleen koffie en bier verkocht maar ook paling en stofjassen etc. Nu ondenkbaar!

De kleine kruideniers zijn verdwenen. De 15 kruideniers die er ooit waren in Aarle-Rixtel zijn vervangen door 2 supermarkten.

Ook de boeren behoorden bij het dorpsleven. In Aarle-Rixtel mocht er één blijven midden in het dorp omdat het een zorgboerderij was geworden en dus niet stonk.

Dan de soorten dorpen. Er zijn lintdorpen, die als een lint gebouwd zijn. Het waterwegdorp (Giethoorn), het kerkringdorp, grensdorp (Baarle Nassau/-Hertog), gevangenisdorp (Veenhuizen).

Soms is de naam vervormd en is het niet meer ‘dorp’ maar ‘drop’ geworden zoals Geldrop en Vlodrop. En tenslotte kregen we de vraag of we wisten hoe het geld voor ‘Open Het Dorp’ in Arnhem bij elkaar was verzameld. Het was in 1962 spectaculaire t.v. en nooit eerder vertoond.

Het bijzondere antwoord was dat het geld vergaard was in luciferdoosjes die bij de kruidenier afgegeven werden! Kom daar nu nog maar eens om!

Na de pauze kwam de geschiedenis van op/met vakantie gaan aan bod.

Al in de 17e eeuw werden kinderen uit welgestelde gezinnen op ‘Grande Tour’ gestuurd. Denk aan P.C. Hooft (de drost van Muiden) en aan de gebr. De Witt. Het was de eerste vorm van toerisme en daar is het woord toerisme ook aan ontleend. Daarna kwamen er personen als Thomas Cook (1808-1892)  die groepsreizen per trein organiseerde.

In 1873 schreef Jules Verne het verzonnen verhaal ‘reis om de wereld’,  maar mensen gingen er wel door reizen.

De ANWB was aanvankelijk alleen voor fietsers bedoeld. Met kamperen hadden ze niks op, want er werd niks verteerd. Pas later begon de ANWB met cursussen om het kamperen uit te leggen.

Aanvankelijk werkten mensen alleen maar. Het was normaal om per jaar maar 3 vrije dagen te hebben. Ene Simon de la Bella heeft ervoor gezorgd dat er vakantie geregeld moest worden van een week. Daar werd zeer sceptisch tegenaan gekeken, want vrije tijd en toch betaald worden? Onbestaanbaar. Maar toch lukte het.

Rond 1970 kwam het vakantie vieren onder burgers op gang.  Na de wederopbouw en de toenemende welvaart konden er auto’s en brommers worden aangeschaft en ging men steeds verder van huis. Aanvankelijk naar Duitsland en Frankrijk, later naar Spanje. In 1927 hadden 6 op de 1.000 een auto, in 2019 1 op de 2.

Met de bus op vakantie gaan kon ook (bussenvolk) of met de autotrein: auto op de trein en zelf slapen in een couchette. Later ging men op cruise en namen de vliegvakanties een enorme vlucht.

De tijd van liften of slapen in een jeugdherberg zijn echt wel voorbij. Woningruil daarentegen wordt nog wel eens gedaan.

Al met al is het een onderhoudende en ook wel leerzame middag geworden.

Wim Daniëls is een meesterspreker!

Ineke Badura

 

 

VERSLAG VAN DE 5-DAAGSE BUSREIS NAAR OOTMARSUM . augustus 2024
 
De eerste dag:
Nadat iedereen aanwezig was voor de reis vertrok de bus om 08.30 uur uit Breda
 
Onze chauffeur heet Henk en hij komt uit Limburg. Hij had zich goed voorbereid en vertelde ons wat er allemaal ging gebeuren.
Nadat we in de buurt van Amersfoort koffie en gebak op het terras van het restaurant hadden genuttigd ging de reis verder naar Ootmarsum.
Het Ootmarsumhotel stond in een smalle straat, maar Henk parkeerde de bus netjes voor het hotel waar we door de eigenaar en eigenaresse hartelijk verwelkomd werden.
Wij kregen een  heerlijke lunch en konden voldaan Ootmarsum verkennen geleid door 2 gidsen.
 
Groep 2 ging eerst naar het centrum waar de Rooms Katholieke kerk van buiten bekeken werd.
Jan onze gids vertelde ons over de grote vierkante steen die bij de hoofdingang stond en waar mensen die boete moesten doen voor een strafbaar feit soms 24  uur op moesten staan en door voorbijgangers bekeken en bespot werden. De steen was al behoorlijk versleten. We zagen de begraafplaats waar nu nog 3 grafstenen liggen, maar die vroeger veel uitgebreider was. Op deze plek zijn vroeger van de kerkmuur 4 stenen weggehaald en daardoor konden mensen de mis volgen. Tegenwoordig kijken we voor de TV.
 
We gingen naar het Plaske straatje waar door de Romeinen 2 goten waren aangelegd waar het water naar de putten kon stromen. Ook konden vrouwen er een plasje plegen. 
Zo zagen we meer oude gebouwen: een monument waar een synagoge had gestaan, maar door de vernietiging van de joden in de 2de wereld oorlog -en omdat er te weinig terugkwamen om de synagoge te onderhouden-, werd deze afgebroken.
 
Na de rondleiding in Ootmarsum gingen we weer naar het hotel waar we getrakteerd werden op een glaasje boerenjongens. Dat lusten we wel. 
Wij kregen ook nog een film te zien over de rituelen van Ootmarsum.
 
De 2e dag gingen we naar het Zoutmuseum in Delden, daar zagen we heel veel zoutvaatjes en vertelde een gids ons over de zoutwinning in Boekelo en in de hele wereld. Want zonder zout kunnen we niet. 
Het wordt overal voor gebruikt: voor het maken van glas, steengoed, ijzeren voorwerpen en ga zo maar door. 
En zoutloos eten bestaat niet, want overal zit zout in. Wel zoutarm, d.w.z. niet teveel zout toegevoegd. 
 
We zouden ook nog naar het landgoed Twickel gaan voor de tuinen en de Orangerie voor de Citrus-bomen. Maar helaas het begon te regenen en er was weinig plek om daar te schuilen en de orangerie was te klein om iedereen onderdak te verschaffen. Toen hebben we besloten daar niet heen te gaan. Dus weer naar het hotel waar het droog was en we een drankje op het terras  dronken. Iedere dag dineerden we om 18.00 uur.
 
Dag 3, We gingen naar Veenhuizen waar aanvankelijk in 1823 mensen 
-waaronder ook weeskinderen- werden opgevangen onder erbarmelijke omstandigheden.  
Later werd het overgenomen door de Nederlandse staat en werd het een gevangenis, daar word je ook niet vrolijk van. 
Wij konden ook in een restaurant aldaar lunchen bv. met een kruimeldief (tosti).
De terugreis was mooi door het Drents Friese Wold en Nationaal Park Dwingelderveld.
 
Dag 4, In de ochtend konden we Ootmarsum verder verkennen. Bv. naar de galerie van 
Ton Schulten, waar je ook de schilder en zijn vrouw kon ontmoeten. In zijn museum was een film te zien over zijn leven. 
Het  museum was een lust voor het oog met ook beelden van andere kunstenaars. 
 
's-Middags zijn we naar Enschede gegaan waar we de mooiste synagoge van Europa bezochten en een rondleiding kregen. 
 
We zagen de kleine sjoel waar dezelfde 3 zaken waren als in de grote sjoel: lessenaar, de ark en de 9-armige kandelaar. Verder was het licht belangrijk. Veel symbolen. 
 
Na de rondleiding kregen wij koffie en een heerlijke punt appeltaart. 
17.00 uur gaan we naar het hotel voor het diner. 
 
's-avonds rond 20.00 uur een voorstelling van het volksdansen door de beste dansschool van Drenthe. Sommige dames van onze groep hebben ook meegedanst. En dat was niet slecht.
 
Dag 5, de laatste dag.
Onderweg naar Breda deden we Vriezenveen aan voor een bezoek aan het Historisch museum waar veel te zien was over het verleden. 
O.a. ook de handelsrelatie met St. Petersburg. De handelaren werden Ruslui genoemd. (handelaren). 
En een hele afdeling over ‘Jansen en Tilanus’. Dit merk verwierf zo’n grote naamsbekendheid dat de naam synoniem werd voor ondergoed. Het oudste kledingmerk van Nederland genoot landelijke en zelfs internationale bekendheid. 
 
In Deventer hadden we vrij om daar het een en ander te bezoeken. 
Wij hebben daar het Bergmuseum bezocht en o.a. landschappen van veel schilders door de jaren heen bewonderd. 
 
En toen ging het regenen, lekker op een terras een drankje en toen het ging doorlekken werd het gelukkig droog. Op naar de bus, waar we veilig door Henk naar de Bistro de Heerlijckheid in Sleeuwijk werden gebracht voor een laatste diner. 
20.30 uur waren we in Breda. 
 
Toen......lekker in bed uitrusten. Want we hebben veel gedaan en gezien
Lydia van der Gun. 
 
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING GEPRESENTEERD DOOR RON WAUMANS DD. 8 MEI 2024
 
Onderwerp: De bakermat van de moderne muziek in de USA.
 
Woensdag 8 mei hadden we onze jaarlijkse voorjaarsdag in het vd Valk hotel.
We hadden een grote zaal ter beschikking met 2 grote beeldschermen zodat iedereen in de zaal de getoonde filmpjes en geluidsfragmenten goed konden zien en horen.
Er werden ca 80 gasten verwelkomd die gebruik konden maken van een voortreffelijk warm/koud buffet en in de zaal stonden allerlei drankjes in een koeling waar ook dankbaar gebruik van werd gemaakt. Iedereen deed zich minimaal 1x te goed aan allerlei heerlijkheden.
Rond 14 uur nam Netty het woord om iedereen welkom te heten en in het bijzonder de gastspreker Ron Waumans (broer van Gerda Hillaert)
 
Zijn lezing bestond uit 2 onderdelen, voor de pauze vertelde hij de geschiedenis van de VS, na de pauze kwam de geschiedenis van diverse muziekstijlen in de VS aan de orde tot in de jaren 60. Ruim aan bod kwamen diverse stijlen waaronder jazz, rock&roll, country, rhythm&blues, soul, gospel, boogie-woogie, ragtime.
 
In 1750 kwam de grote kolonisatietrek van het noorden naar het westen op gang door zwarte mensen, indianen, Buffalo soldiers, pioniers, mijnwerkers, goudzoekers etc. 
Door deze trek werden de oorspronkelijke bewoners van de VS de indianen uitgeroeid. Dit wordt bezongen door Melanie in “Beautiful people”.
Door de lakenhandel werd over de slaven onderhandeld, ze werden verkocht en geruild om op de plantages te gaan werken of ze werden op transport gezet naar andere landen. 
 
Door Randy Newman word dit bezongen in een satirische ballade
'Sail away”.
De slavenhandel wordt bezongen door de Rolling Stones in “Brown sugar”. De slavenarbeid wordt bezongen door Bam-la-bammet in “Black Betty”.
Tijdens het einde van de burgeroorlog rond 1865 kwam er ook een einde aan de slavernij met 700.000 doden en dit wordt bezongen door Joan Baez in “Virgil Came”
Na deze burgeroorlog kwamen de zwarte slaven vrij en kwam er ook een specifieke haardracht door deze bevolkingsgroep en dit wordt bezongen door 
Bob Marley in “Buffalo soldiers”.
 
De burgeroorlog was wel voorbij maar de rassenongelijkheid en discriminatie bleef wel in stand en dat was te merken doordat er voor de zwarte mensen aparte theaters, bioscopen, winkels, scholen etc. kwamen.
Medio 1950 kwam er een wettelijk verbod op de rassenongelijkheid, grote voorvechter hiervan was Martin Luther King, bekend is zijn uitspraak “I have a dream” waarin hij verwoordde dat hij een droom had waarin er geen rassenongelijkheid zou bestaan. Helaas is zijn droom nooit verwezenlijkt. In 1968 werd hij vermoord in Memphis Tennessee.
Nina Simone verwoordt de rassenstrijd in “Mississippi goddam”
 
Ondanks een wettelijk verbod op rassendiscriminatie en rassenhaat ging deze gewoon door en wordt bezongen door Neil Young in Southern man” en door Lynyrd Skynyrd in “Alabama”.
 
De slaven die destijds vanuit Afrika verhandeld werden, brachten hun eigen muziek mee naar de plantages waar ze woonden en moesten werken. Ze mochten tijdens het werken alleen zingen en er was een verbod op praten.
Soorten muziek die ze meebrachten waren oa:  
Field Hollers een soort smartlappen
Negro spirituals een soort troost over een beter leven na de dood
Worksongs – improvisaties tijdens het werk
Prison songs – liederen over de periode als ze vrij zouden komen
 
Na afschaffing van de slavernij mocht er openlijk zwarte muziek worden gemaakt oa.:
dixieland
ragtime muziekstijlen
jazz
boogie woogie
blues, zowel country als delta en southern blues waarin thema's als drank, seks en drugs
   werden bezongen.
 
De Europese muziek deed zijn intrede met weer andere muziekstijlen oa.:
Cajun = country muziek met een franse tekst
Hillbilly = een opzwepende Engelstalige muziek
Bluegrass = ook een soort countrymuziek
Honky tonky = pianomuziek gespeeld in saloons en bars
Music halls (Vaudeville) een reizend variété
Marsmuziek gericht op het marcheren van militairen
Swing = dansmuziek in steden in de jaren 20-30
Bigbands – geïnspireerd op jazz muziek
Gospels = good spell ofwel goed nieuws met een blijde boodschap
Black gospel ‒ bezongen door zwarte koren en een zwarte solist
oa.: Edwin Hawkins Singers met “O happy days” 
White gospel – blanke country achtige muziek met een christelijke tekst 
oa.: Elvis Presley met 'Peace in the Valley”
Crooner muziek = lied gezongen met een zachte sensuele stem met gevoelige teksten.
   Rhythm&Blues= opwindende dansmuziek gezongen door zwarte mensen 
oa.: Little Richard met “Good golly miss Molly”
Zydeco = is muziek voortkomend uit de cajunmuziek 
oa.: Bayon Brothers met “Hello Josephine”
Folk = etnisch gebonden muziek nu singer songwriter genoemd 
oa.: Bob Dylan met “Mr Tambourin man”
Country – komt vanuit de hillibilly en blue grass muziek 
oa.: Lynn Anderson met “I never promised you a rose garden”
Rockabilly –  komt vanuit de blanke country en mocht alleen gezongen worden door blanken,
   door 
oa.: Elvis Presley met “Thats all right”
Soulmuziek – komt voort uit de gospel met invloeden vanuit de R&B, het religieuze karakter
   werd ingeruild voor opwindende muziek  bezongen door
oa.: Aretha Franklin met “Respect”
Motown(soul) bezongen door zwarte mensen uit Detroit door
oa.:Temptations met “May girl” en Four Tops
Rock en Roll  – muziek voortkomend uit R&B en rockabilly bezongen door 
oa. Elvis Presley met “Blue sweet shoes”
     
Eind jaren 50 eindigt rock en roll door een vliegtuigcrash met het overlijden van Ritchie Valens, Buddy Holly en The Big Bopper.
Dit werd bezongen door Don Mclean in “The day the music died”.
Daarna kwamen Jerry L.Lewis in opmars en zo ook Eddy Cochran, Chuck Berry, Carl Perkins en vele andere artiesten.
De Rhythm en Blues muziek werd door de puriteinse Amerikanen als te ruig en aanstootgevend ervaren en daardoor kwam er ook een einde aan.
Hierdoor verplaatste de muziek zich naar Europa en kwamen de Beatles, Rolling Stones en vele andere popgroepen  tot leven
 
Het was een leerzame en muzikale lezing met een feest van herkenning.
Dit bleek uit het feit dat er in de zaal volop mee werd gezongen.
Dank je wel Ron voor deze leuke en mooie lezing. 
Wilma van Bree
 
 
 
 
VERSLAG VAN HET UITSTAPJE MET DE MUSEUM PLUS BUS
 
Op 14 mei jl. zijn we met de Museum Plus Bus naar Den Haag gereden. We bezochten, het Kunstmuseum. Deze rit wordt ons om de paar jaar aangeboden door de Stichting Museum Plus Bus. 
Onderweg gaf de chauffeur informatie over het ontstaan van de Museum Plus Bus. In de coronatijd ontstonden overal acties om mensen weer naar het museum te krijgen. Vooral mensen die zelf niet meer goed in de gelegenheid zijn om in een museum te komen. Dat resulteerde in sponsors zoeken en een mogelijkheid om mensen daarheen te vervoeren. De bus is daarvan het resultaat en wordt dus stevig gesponsord door o.a. de Vriendenloterij. Er is een aantal chauffeurs die elk een deel van het land verzorgen en musea bezoeken in dat gedeelte.
Zij ontvangen de gasten die bij de bus komen en brengen hen naar het museum. Ook bij ons was dat het geval. Bij het uitstappen stond er een gastvrouw klaar die ons meenam naar een hotel dat naast een aantal musea stond, daar kregen we een lunch aangeboden. Daarna begeleidde zij ons naar het Kunstmuseum Den Haag.
Ook daar was een gastvrouw die ons in drie groepen verdeelde. Elke groep kreeg een eigen gids en route. Ook kregen we een koptelefoon, die eerst goed werd getest.
 
Het was een leuke route die we liepen al kan ik het niet allemaal navertellen.
Vader en zoon Israëls zijn me bijgebleven. Vooral de moeder van de jonge Israëls die het maar niets vond dat haar zoon naar Amsterdam vertrok en daar een eigen stijl ontwikkelde.
Jozef Israëls was een van de beroemdste schilders uit de Haagse School. Hij werd vooral bekend met zijn schilderijen, die het harde leven van boeren en vissers liet zien. Een serieus schilder met serieuze onderwerpen. Van zijn zoon Isaac werd min of meer verwacht dat hij in de stijl en vooral de geest van zijn vader verder zou gaan, maar dat pakte anders uit. Zijn moeder dacht zelfs dat haar zoon gek geworden was. 
Bij hem geen serieuze onderwerpen, maar het stadsleven, stranden, vrolijkheid en theaters. 
Ze probeerde hem steeds tegen te houden uit angst dat hij dan niet verder zou groeien. Toen hij later echter doorbrak met zijn werk heeft ze dat niet meer mee gemaakt.
 
Elke groep heeft dus andere dingen gezien en allemaal waren we tevreden.
Na de rondwandeling was er tijd om nog even in de winkel rond te kijken en buiten op het terras nog iets te drinken. Het was een leuke dag en maar afwachten wanneer we weer mee mogen met deze gesponsorde en goed georganiseerde (museumplus) busreis.
 
Hélène Friebel
 
 
 
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING OVER BRABANTSE ARTSEN DOOR JAN VAN EIJCK
d.d. 10 APRIL JL.
 
Afgelopen 10e april ontvingen we Jan van Eijck. Opgeleid tot huisarts en carrière gemaakt bij de GGD waar hij ook de zorg had voor politie en justitie. Hij is al ruim 38 jaar conservator van museum De Dorpsdokter in Hilvarenbeek.
Blijkbaar hebben een aantal Brabantse artsen veel betekend voor de ontwikkeling van de geneeskunde.  Met veel enthousiasme vertelde Jan van Eijck over 10 van deze artsen die daaraan hebben bijgedragen. Ik beschrijf er een paar van:
 
JAN VAN GORP (oftewel Johannes Goropius) uit Hilvarenbeek (geb. 1519). Hij studeerde in Leuven o.a. Grieks, Latijn, Hebreeuws en geneeskunde.  Werd arts te Antwerpen en overleed tijdens een ‘klets’ in Maastricht. Was arts aan het hof van Karel V en lijfarts van Filips II.
 
ANDREAS VAN WEZEL (ofwel Vesalius), geboren te Brussel. Na een periode in Parijs te hebben gewerkt gaat hij vanwege een oorlog terug naar Leuven. Hij gaat zich vooral toeleggen op het verlenen van secties en legt daarmee de basis voor de anatomie van de mens. De gezondheidsleer was in die tijd nog vooral gebaseerd op bijgeloof. Door het lichaam te ontleden werd pas duidelijk hoe een mens inwendig in elkaar stak. Daarvóór dacht men dat het lichaam uit 4 sappen bestond, nl.  bloed, slijm, gele gal en zwarte gal.  In 1628 ontdekte hij dat niet de lever, maar het hart het centrum van het lichaam is.  
 
ARNOLDUS FEY (Oirschot, 1633) : zoon van een chirurgijn. Gespecialiseerd in borstkanker, borstamputatie, hazenlip en scoliose (zijwaartse verdraaiing van de wervelkolom). Hij verwierf vooral roem door de echtgenote van Lodewijk XIV, die aan borstkanker leed, te adviseren.
 
FREDERIK RAUPP (afkomstig uit Hongarije) Kreeg van de Schepenen toestemming om zich als arts in Bergeijk te vestigen in 1752, vermits hij de armen gratis zou behandelen.  Diverse familieleden/nazaten van hem werden ook dokter. Een van zijn methodes om te genezen was een lap van zalf te gebruiken die ‘pleiste’ werd genoemd. Daar komt ons woord ‘pleister’ vandaan.
 
JAN INGENHOUSZ (Breda, 1730) was arts en natuuronderzoeker. 
Hij studeerde in Leuven, later in Leiden waar de opleiding beter was. Hij is de ontdekker van het pokkenvaccin. Op een boerderij observeerde hij hoe men omging met koeien die aan de pokken leden. Hij wist deze observatie te vertalen naar een vaccin voor mensen.
 
JAN BOLSIUS (Den Bosch) verwierf faam in 1778 met het doen van een aantal moeilijke operaties, zoals dijbeenfracturen en dwarslaesies. 
 
ANTOON MATHIJSEN (Budel 1805) was militair geneeskundige en afgestudeerd in Duitsland.
Uitvinder van het gipsverband. Hij ontdekt dat het zware gips minder zwaar kon worden gemaakt door gipspoeder te mengen met water. Als dat uitgehard is, is het veel lichter en neemt het de vorm aan van het gebroken lichaamsdeel.
 
RENIER SNIEDERS ( Bladel 1812) werd na zijn studie een gewaardeerd arts te Turnhout. Schreef ook tientallen boeken. Hij was een natuurwetenschappelijk denker. Hij gebruikte bloedzuigers die zich vacuüm trokken achter het oor, tegen hoofdpijn.
 
 
In de loop der eeuwen heeft de geneeskunde een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Waar het er eerst naast het beroep dat je dagelijks uitoefende (barbier of zo) werd bijgedaan, werd het gedurende de afgelopen eeuwen een serieus beroep dat je pas na jarenlange studie mag uitoefenen.
 
Men werd zich ervan bewust dat hygiëne enorm belangrijk was. 
Tot 1880 was er geen tot slechte hygiëne. Dat veroorzaakte infecties met eventueel de dood tot gevolg. Beviel een vrouw dan werd de eventueel gebruikte tang langs de broek afgeveegd en weer bij de volgende bevalling gebruikt!
Een groot risico vormde ook het stilstaande water dat men gebruikte.  De uitvinding van de watertoren en daarmee stromend water was een grote verbetering.
Een bakerpraatje was dat de benen na een bevalling dagenlang bij elkaar gebonden moesten worden want ‘van onderen’ mocht het niet gewassen worden. Men was onwetend en bijgelovig. 
Ook de uitvinding van de pijnstilling, om maar niet te spreken van narcose, bracht vooruitgang. Voorheen kreeg je een borrel en werd er gedaan wat er gedaan moest worden. 
 
Het sterftecijfer onder kinderen kon enorm verlaagd worden door de komst van de couveuse, die gebaseerd is op kistjes die voor kuikens werden gebruikt. 
Gelukkig leven we nu in een tijd dat men redelijk weet hoe het lichaam werkt, zodat veel ziektes bestreden kunnen worden. 
Jan van Eijck sprak er zelfs van dat we tegenwoordig geen ziektes, maar klachten hebben. 
 
Het was een interessant en lang verhaal. Voor wie interesse heeft, kan naar museum De Dorpsdokter in Hilvarenbeek gaan om zich nog eens te verwonderen of misschien is het een idee voor Truus om het nog eens als excursie-uitstapje te organiseren.
Ineke Badura
 
 
 
VERSLAG VAN DE EXCURSIE NAAR DEN BOSCH
 
Hierbij een gedeeltelijk verslag van de excursie naar het Noord Brabants museum in Den Bosch op 27 maart 2024. Gedeeltelijk omdat de groep van 45 deelneemsters werd gesplitst in 3 groepen en ik dus alleen verslag kan doen van het groepje waar ik bij hoorde.
We waren ruim op tijd voor de koffie met een “echte” Bossche bol van Jan de Groot.
 
Om 12 uur werd de groep dus verdeeld tussen drie gidsen. Onze gids nam ons mee naar de zaal van Jeroen Bosch. 
De trots van ‘s Hertogenbosch. Zijn eigenlijke naam was Jeroen van Aken (1450 - 1516) maar hij ondertekende zijn panelen met Jheronimus Bosch. Die naam verwees naar zijn geboortestad.
 
Het meest beroemde schilderij de Tuin der Lusten, behoorde ooit tot de collectie van de heren van Breda, de graven van Nassau. Of het drieluik ooit in Breda heeft gehangen is niet duidelijk, in de zestiende eeuw hing het in Brussel daar werd het in beslag genomen door de hertog van Alva als wraakneming op de toenmalige bezitter Willem van Oranje (1533 - 1583).  Sinds 1593 kwam het in Spaanse handen en nu hangt het als een van de topstukken in het Prado in Madrid. Volgens onze gids vinden de Spanjaarden dat Jheronimus Bosch een Spanjaard is maar in Den Bosch weet men wel beter. 
Wij konden gelukkig wel een kopie bewonderen van dit bijzondere werk.
 
Daarna gingen wij naar de Pieter Brueghel zaal.
De Brueghels waren een echte Brabantse schilder familie. Pieter Brueghel de Oude behoorde tot de schilders van de Noordelijke Renaissance.
 
Hij was de vader van Pieter Brueghel de Jonge en van Jan Brueghel de Oude. Ook de kleinkinderen waren allemaal schilder. 
Wij zagen een schilderij van Pieter de Oude waarop 50 typisch Nederlandse spreekwoorden staan afgebeeld. Heel interessant: beter een vogel in de hand dan 10 in de lucht of als de kat van honk is dansen de muizen op tafel. 
Onze gids vertelde dat de Brueghels allemaal met familie trouwden. 
 
Jammer genoeg was het uur al bijna om en gingen we naar de onbekende vrouw van van Gogh. 
Met haar indringende blik keek Gordina ons aan en maakte een diepe indruk op ons. Over niet al te lange tijd verdwijnt ze uit Nederland. Erg jammer dat ze niet hier kan blijven. De tijd om bij haar te zijn was voor ons groepje te kort helaas.
 
We lunchten daarna in het restaurant en hadden nog erg veel tijd over om verder rond te kijken in het museum. 
Om 4 uur waren we weer bij de bus en waren op tijd weer in Breda.
 
Het museumbezoek was erg de moeite waard.
Hélène Friebel             
 
 
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING VAN MARJO HOEDEMAKER D.D. 13 MAART 2024  
Onderwerp: de dieren van Dierenpark Amersfoort
 
13 maart kwam de flamboyante Marjo Hoedemaker bij ons op bezoek in Breda.
Marjo werkt al meer dan 60 jaar in DierenPark Amersfoort en woont er ook samen met zijn vrouw Liesbeth. 
Hij zet zich met hart en ziel in voor het welzijn van dieren; met name de olifant ligt hem na aan het hart. Hij heeft 20 jaar geleden een fonds opgericht ten behoeve van de Aziatische olifant: de Marjo Hoedemaker Elephant Foundation. 
 
De liefde voor dieren begon allemaal doordat zijn vader die bakker van beroep was, brood leverde aan het dierenpark. Hoewel hij in eerste instantie dierenarts wilde worden, werd hij een man van de praktijk. 
Op 15-jarige leeftijd had hij al een vakantiebaantje in het dierenpark voor f 1,- per dag.
Ondanks dat zijn ouders naar Bussum verhuisden en later naar Brabant bleef zijn hart liggen bij het verzorgen van dierentuindieren; jonge welpen werden met de fles thuis verzorgd, maar ook 11 chimpansees werden thuis grootgebracht. 
Zoals hij zei ‘ik heb geen kinderen, maar wel dieren grootgebracht’. 
Het begon allemaal met 70 chimpansees, die waren toen nog vrij te koop bij de dierengroothandel (Harry van Dijk) of gewoon bij particulieren. Bijv. van een vrouw die niet zwanger kon worden en in plaats daarvan een chimpansee nam. 
 
Nu zijn er volop fokprogramma’s en is er sprake van uitruil. Er moeten vergunningen worden aangevraagd en er wordt samengewerkt met dierentuinen van Spanje tot het Hoge Noorden.
 
De grootste bedreiging van de dieren is de mens. Er moet een besef komen dat er ook geld verdiend kan worden aan toerisme in plaats van kostbare, vruchtbare grond op te offeren voor de verbouw van soja waar de hamburgers van de Mac Donald’s van worden gemaakt. Hij vertelde over Sri Lanka waar veel olifanten leven. Om te voorkomen dat zij de oogst verorberen worden tijdelijke schuttingen gezet.
 
Hij heeft contact met 425 dierentuinen. Met een zg. curator die de administratie bijhoudt, worden gegevens uitgewisseld. Vroeger werd het overschot van dieren verkocht aan Harry van Dijk, nu gaan ze eventueel aan de pil, worden ze gesteriliseerd of krijgen ze periodieke onthouding.
In tegenstelling tot wat wij denken wordt 85% van de dieren in de vrije natuur nog geen jaar oud. 
Ze eten elkaar namelijk op. Wat belangrijk is, is dat de dieren niet alleen verzorgd worden en te eten krijgen, maar dat hun natuurlijke gedrag gerespecteerd wordt. Bijvoorbeeld zoals niet alleen de olifant een kalf krijgt, de kudde krijgt een kalf en oma is net zo belangrijk als de nieuwe moeder!
 
Een van onze dames stelde de vraag of hij wist hoe het met de dierentuinen in Oekraïne gaat.
Hij beschreef de situatie van de dierentuin in Charkov waar hij al 15 jaar contact mee heeft. Hoewel de oude binnenstad verwoest is, is er nog geen ruit gebroken in de dierentuin aldaar.
Het is wel zo dat door de oorlog er een ander beleid gevoerd moet worden. Zoals een oude leeuw die nu afgeschoten wordt voordat er een bom valt of van honger sterft zodat hij op die manier de overige dieren van voedsel kan voorzien.
 
Er is al een miljoen euro voor voer ingezameld en er is vanuit hier een paar ton voedsel op transport gegaan. 
Er heerst een enorm samenwerkingsverband en geheimen zijn er niet voor elkaar. 
 
Tekeningen van dierenverblijfplaatsen worden ‘om niet’ gedeeld.
 
Er hebben grote verbeteringen in de dierentuinen plaatsgevonden en er is veel educatie aan kinderen. Dieren worden nu anders benaderd, bijv. met appeltjes i.p.v. ze met kettingen vast te leggen. Door een dier te trainen, weet het wat er van hen verwacht wordt. Zien ze brood/ banaan/ meloen dan volgt het zg. Pavlov-effect. Ze begrijpen de bedoeling. Het geeft zijn poot, laat het in de bek kijken etc. Allemaal zonder stress en op een natuurlijke manier. 
 
Op de vraag hoeveel bezoekers hij zou willen hebben voor zijn dierenpark antwoordde hij dat het er nu miljoen zijn en meer hoeft niet per se. 
Qua financiën zijn ze self-supporting. Er is geen subsidie vanuit de overheid of sponsoren.
 
De opbrengst van het boek dat hij schreef i.s.m. Marco Bosmans komt volledig ten goede aan zijn stichting. Hij nam er een stel mee. Rijk gevuld met foto’s . Interessant om te zien en te lezen wat er in de dierentuin gebeurt.
Ook na een recente hartoperatie reist Marjo (1946) de wereld over. Over 3 weken reist hij af naar Dubai. 
 
Ineke Badura
 
 

VERSLAG VAN DE PRESENTATIE DOOR ANTON JOOSEN

DD. 14-2-2024 OVER TOMADO (1923-1982)

Anton Joosen was onze gast op Valentijnsdag.

Hij is een geboren verteller (en schrijft overigens ook boeken) wat maar weer bleek uit zijn verhaal over de geschiedenis van TOMADO.

Mensen van onze leeftijd zijn ‘opgegroeid’ met de producten die Tomado produceerde. Producten zoals frietsnijders, strijkplanken (de poten werden nog met de hand kromgetrokken !), snelkookpannen (toentertijd ook nog veel handwerk, want pas later kwam de pneumatiek eraan te pas), etcetera.

De initiatiefnemers van Tomado waren de gebr. Van der Togt uit Gouda. Jan was de zakenman en Willem de techneut.

Op 1-5-1923 vestigde VanderTogt’s Massa Artikelen zich in Dordrecht.

Anton Joosen kwam er als 15-jarig manneke werken als machine-bankwerker op 21-7-1961 en ‘deed iets met ijzer’.Beeldend vertelde hij over de immense hal waarin +/- 300 mannen en vrouwen tegelijk hun werk deden. Er werkten veel Belgen, die zo’n 12 à 13 uur per dag van huis waren! Een 45-urige werkwerk van 9 uur per dag was toen nog gewoon. Zijn weekloon bedroeg 27 gulden!

Er was een duidelijk onderscheid tussen personeel en leiding. De grijze jassen werden aangesproken met ‘meneer’ of  ‘baas’ en er werd gefouilleerd bij het weggaan alsof je ongezien met een snelkookpan de deur uit zou kunnen wandelen! Het gebouw was echter revolutionair met z’n vele glas en daarnaast was er veel ijzer en staal gebruikt. Omdat de juiste apparatuur er nog niet was, werd bijv. de fundering nog met de hand gemaakt.

Het begin van Tomado is de uitvinding van een schilder- of behanghaakje van messing. De 1e grote order bedroeg 200 gulden! Nadat er een grote brand uitgebroken was, gingen ze in Zwijndrecht verder.

In 1930 bedroeg de omzet al f. 53.000,-- en in 1950 – nadat de oorlog voorbij was – was de omzet al gestegen naar f. 4.500.000,--.

De grote opmars zette in. De HEMA maar ook Blokker ging producten van Tomado verkopen. Er werd gefabriceerd voor andere maatschappijen zoals Philips. Het was een vol continu bedrijf. Roken op de werkvloer was nog heel gewoon, gehoorbescherming ondanks het vele kabaal was er niet; de Arbowet was er nog niet.

Het verging het bedrijf goed en men zocht een nieuwe locatie.                                          Architect Huig Maaskant (ook de bouwer van de Euromast en de Pier in Scheveningen) kreeg de opdracht en op 4-10-1953 opent Prins Bernhard de nieuwe fabriek in Etten-Leur. Binnen een paar jaar werd Tomado een van de grootste werkgevers in de regio. In 1969 reden er 2514 vrachtwagens, wagons en containers de fabriek uit met o.a. wastangen, onderzetters, jampothouders en boekenplankjes.

In 1970 verlaat Anton de fabriek om elders f. 200,-- meer te gaan verdienen.                  

Jan van der Togt wordt weggebonjourd vanwege een moeilijk karakter. Hij laat nog wel een museum bouwen genaamd JAN. Metaalfabriek Bekaert uit België neemt de fabriek over in 1971. De teloorgang zet definitief in, want in 1979 werken er nog 672 mensen, in 1982 zijn er slechts 6 over! Honderden mensen kwamen zonder werk te zitten.

Na jaren leegstand kwam Frijado in het pand, maar verliet het ook weer. 

Omdat de gemeente Etten-Leur vergeten was om het pand een monumentale status te verlenen is het uiteindelijk tegen de vlakte gegaan. In 1952 was het een kale vlakte, na ruim 70 jaar is het weer een kale vlakte……

Dit is de geschiedenis van Tomado; de opkomst en teloorgang………. voortreffelijk verteld door Anton Joosen.           

 


 

 
 
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

KONINKLIJK NVVH-VROUWENNETWERK
Postbus 11 | 3410 CA Lopik | tel. 06-51982065 | Kantoor: centraalbureau@nvvh.nl | Internetsupport: support@nvvh.nl | © NVVH 2024